Hoogt 2 t/m 10 (even), Slachtstraat 5

Een briljant gebouwencomplex.

 

Een briljant is een diamant geslepen in een vorm met vele facetten(namelijk 57). Je zou ’t Hoogt prima een Utrechtse briljant kunnen noemen, mits in het juiste licht bekeken. En met, misschien, nóg veel meer facetten. Hieronder vind u een aantal invalshoeken beschreven: verschillende bewoners en hun van vroeger passeren de revue, evenals hun maatschappelijke functie. Een mysterieus koningshoofd, dat zich ergens op het gebouw bevindt krijgt eveneens aandacht. Alsmede de ligging van de wijk en vroegere benamingen van dit perceel.

 

’t Hoogt is een van de karaktervolle delen van Utrecht. Nabij de Neude gelegen, heeft het een veelheid van mensen, uit allerlei tijdperken, herberg geboden. Thans is ’t Hoogt als filmhuis een baken voor liefhebbers van, met name, arthouse–films, maar ook van een bont verleden heeft dit pand ons allerhande te vertellen. Van geschiedenissen van vroeger bewoners. Van wisselende doel en veranderende gebruiksvormen van het gebouw.

 

Hoge magistraten, als de schout, en de vroedschap, maar ook een chirurgijn en een notaris, waren er woonachtig. Marktkramers, kooplui, een handschoenmaker, een trompetter, een kunstschilder, een sigarenfabrikant, een schilder… hebben dit pand betrokken, dan weer verlaten.

 

’t Hoogt 10

Dit pand, uit 1644, heeft twee bouwlagen en een zadeldak evenwijdig aan de straat.

Op 23 augustus 1984 besloot de Utrechtse gemeenteraad de eigendom van ’t Hoogt 6 en 8 aan het UtrechtsMonumentenFonds over te dragen en vervolgens het hele complex met het hoekhuis ’t Hoogt 2, in erfpacht te geven.

Kort nadat het stadsbestuur in 1578 het beheer van de goederen van het Minrebroedersklooster, dat tussen de Minrebroederstraat en het Janskerkhof lag, overnam, ging het er toe over de onbebouwde terreinen aan de Teelingstraat en het Hoogt te “verkopen” voor de bouw van huizen.

 

De huizen, die toen aan het Hoogt gebouwd werden, staan er nu nog. Heel duidelijk is dat te zien aan het in 1950 gerestaureerde huis Hoog 2, met kruiskozijnen en korfbogen. Ook de voorgevel van Hoogt 4 laat –daar waar de pleisterlaag is verdwenen- de 17de eeuwse opzet zien. Hoogt 6 lag zo achteraf dat niemand er aan dacht het te verbouwen: de oorspronkelijke kruiskozijnen en de houten puilijst zijn nog aanwezig. En met de andere huizen van dit buurtje, 8 en 10, meer of minder verbouwd, verminkt, is het niet anders.

 

Grondige restauratie

De door het UMF tussen eind 1970 en medio 1973 uitgevoerde restauratie van het complex ’t Hoogt was de grootste die in de laatste jaren tot stand kwam en bovendien een van de meest opmerkelijke. De restauratie stond onder leiding van het Architectenbureau Oosting en werd uitgevoerd door de N.V. I. Woudenberg. De omvang blijkt uit het feit dat hier zes in de 17de eeuw gebouwde woonhuizen (’t Hoogt 4, 6, 8 en 10 en Slachtstraat 1 en 3) van fundering tot nok als één geheel werden aangepakt. De opmerkelijkste restauratie was het bovendien door de bestemming. Tijdens de restauratie stond de nieuwe functie op de voorgrond. Zo werden de panden Slachtstraat 1, 3 en Hoogt 6 en 6a in de theaterbouw betrokken, waarbij zij met uitzondering van Hoogt 6 een nieuw aangepast uiterlijk hebben gekregen. ’t Hoogt 8 is omgebouwd tot eethuisje en 10 bevat een filmzaal, terwijl de verdieping en zolder van 4 en 8 zodanig met elkaar verbonden zijn dat er vier expositieruimten werden verkregen.

 

De aanpak van de huizen aan ’t Hoogt verraadt grote voorzichtigheid: de bestaande vorm werd nagenoeg geheel behouden. Ook de originele 17e -eeuwse kruisvensters in ’t Hoogt 6 konden behouden worden. Aan de zijde van de Slachtstraat werd een trapgevel gereconstrueerd, gebaseerd op aangetroffen details. Het is wellicht te betreuren dat vooral voor de onderbouw hiervan een archaïserende vorm moest worden gekozen, door de daarvoor in de jaren bij de subsidiërende overheid bestaande voorkeur.

 

Hoe heette ‘t Hoogt tot 1887?

Misschien een rare vraag? Historisch onderzoek is niet altijd makkelijk. Zo wil het in Utrecht nog wel eens voorkomen dat sommige straten vroeger heel anders heetten. Dit bemoeilijkt het speurwerk allicht, maar verschaft ook weer nieuwe inzichten:

 

In de tijd van Napoleon –toch al een tijdsbestek van grote administratieve vernieuwing- bedacht men een systeem waarin de naam van de wijk werd vervangen voor een beginletter van het alfabet. Heel ordelijk. Wijk A, B, enzovoorts, werd de trant. Hiervan is de naam van de Utrechtse wijk ‘Wijk C’ nog een dagelijks herkenbaar en toegepast aandenken. Het Museumkwartier was zo ‘Wijk A’. En ’t Hoogt? Het adres Hoogt 4 heette zo bijvoorbeeld tot 1887: Wijk G nr 163.

 

De Slachtstraat: ontleent zijn naam aan de vroegere bewoners, “Slagters en Penslieden” deze waren hier komen wonen na de bouw van het Vleeshuis aan het Jansveld, niet ver hiervandaan. Zo woonden zij dicht bij hun werk.

 

Klik hier voor meer informatie.