Twan van der Beek over werfkelders

Monument in ’t licht; de werfkelder

Door Twan van der Beek/bouwkundig projectleider onderhoud UMF – Medio 2018 liep ik in Utrecht vanwege mijn nieuwe baan in een nieuwe stad. Utrecht bestond voor mij tot dat moment uit Hoog Catherijne en de Dom. De Dom had ik zelfs nog nooit van dichtbij gezien. Compleet ‘groen’ liep ik dus het centrum van Utrecht in. Mijn eerste indruk was dat het eigenlijk heel veel weg had van mijn eigen stadje, Delft. Statige oude panden aan brede grachten en een overal aanwezige historie. Het tweede dat mij opviel, was de aanwezigheid van de werfkelders naast de Oudegracht. Hier kon ik niet omheen tijdens mijn wandeling van Station Utrecht Centraal naar de Lange Nieuwstraat. Ik ben tijdens mijn werk wel vaker in aanraking gekomen met ondergrondse bouwwerken en met gemetselde togen en gewelven, maar nog nooit in een dergelijk toepassing.

Van zakkendrager naar werfkelder

Het idee alleen al, dat je als zakkendrager, met je last, dag-in-dag-uit, een aarden wal op moest klimmen om vervolgens inpandig een kelder in te kunnen. Dit moest toch makkelijker kunnen! Na wat tussenfasen zijn uiteindelijk de werfkelders ontstaan.

Togen en gewelven bouwen

Tussen 1300 en 1500 was men zeker bekend met het maken van togen en gewelven, maar deze werden dan vaak al vanaf de nieuwbouw van een gebouw meegenomen. Het voordeel hiervan was dat er, behalve de krachten die door het gewelf zelf werden gevormd, dan geen drukkrachten van buitenaf aanwezig zijn.

In Utrecht ging dat anders

In het geval van de gewelfkelders in Utrecht ligt dit anders. De nieuw te maken gewelfkelders werden aan de voet van de woning van de eigenaar aangelegd en vaak direct verbonden met de al aanwezige kelder onder de woning. Ook kwam de nieuwe kelder lager te liggen dan de al bestaande kelder onder de woning. De moeilijkheid hierbij was de grond rondom de fundering zo af te graven dat de rest van het pand niet instabiel werd. Vervolgens voerde men een grondverbetering uit om te zorgen dat de draagkrachtige laag onder het nieuw te metselen gewelf voldoende sterk zou zijn. Als extra moeilijkheid moest men rekening houden met het feit dat de waterstand in de gracht hetzelfde is als de grondwaterstand op de plek van deze grondverbetering. Continue aanwezigheid van waterdruk dus. Op deze grondverbetering bracht men daarna een strokenfundering aan waarna het metselen van het gewelf kon beginnen.

Hoe metsel je een gewelf?

Het metselen van gewelven gebeurde op een mal. Dit kan een ronde aarden mal zijn maar ook een ronde houten mal. Het gewelf is pas dragend als het geheel gesloten is. Daarom moest het gewelf met behulp van de mal ondersteund worden tot het hele metselwerk klaar was. Vanwege het grote te dragen gewicht, zijn de gewelven in vier-, vijf- en soms wel in zes lagen uitgevoerd. Dat dit toereikend is blijkt uit het feit dat er jarenlang zwaar vervoer overheen gereden is zonder noemenswaardige schade. De bovenkant van het gewelf werd bekleed met dubbel hard gebakken plavuizen die vol in de specie werden gelegd. Hier overheen werd een netwerk van afvoerkanaaltjes aangelegd in baksteen om zoveel mogelijk regenwater af te voeren. In de laatste fase maakte men een doorbraak naar de kelder onder de woning zodat alles een geheel werd. Om één en ander stabiel te maken werden er, waar nodig, her en der nog steunberen en extra poeren opgemetseld. Bijvoorbeeld bij de fundering van het woonhuis. Uiteindelijk werd alles met grond aangestort en bestraat zodat het geheel grotendeels uit het zicht verdween.

Mooi werk

Al met al waren dit bouwkundige werken die, zelfs tegenwoordig, nog menig bouwkundige een grote uitdaging zou vinden. De complexiteit van dit soort projecten moet destijds gigantisch zijn geweest. De manier waarop het is uitgevoerd, vind ik als bouwkundige zeer interessant!